Alkmaars bekendste stok: de polsstok van Maarten Pietersz van der Meij

Wie in het verleden door de polders rond Alkmaar trok, of het nu voor plezier of werk was, liep daar meestal met een stok. Een wandelstok, een stok om valse waakhonden bij de boerderijen van zich af te houden, een stok om vee te drijven, een polsstok om een sloot over te springen, een stok zoals die van Swiebertje om een knapzak aan te hangen, kortom, een stok was een bijna onmisbaar hulpstuk. En laten we de kloet niet vergeten, de vaarboom waarmee de schuiten in de waterrijke gebieden rondom Alkmaar werden voortgeduwd.

De bekendste Alkmaarse stok is ongetwijfeld de polsstok van de stadstimmerman Maarten Pietersz van der Meij. In september 1573, toen Alkmaar omsingeld was door de Spaanse troepen, glipte Van der Meij met zijn polsstok al slootjespringend door de Spaanse linies. En ieder Alkmaars kind weet, dat hij in die polsstok geheime briefjes had verstopt. In die briefjes werden de Geuzen, die op dat moment in Schagen gelegerd waren, door de belegerde Alkmaarders om hulp gevraagd.

Beeld van der meij

Gat geboord

Maar hoe zou die stok van Van der Meij er nu uitgezien hebben? Hoe lang was die, en hoe zat dat briefje er nu in verstopt? Een interessante vraag, nu het bijna 450 jaar geleden is dat Maarten Pietersz van der Meij zijn huzarenstukje volbracht. In oude verslagen van het beleg van Alkmaar vinden we wel enige aanwijzingen, maar helemaal duidelijk wordt het niet. Zo beschrijft de geschiedschrijver Pieter Bor in 1697 hoe Van der Meij de briefjes meenam, die ‘gesloten werden in sijn pols of stok daer een gat in geboort werd en wederom met een houten nagel toemaekt, sulx dat het eenen gehelen stok scheen te wesen…’

Er werd dus voor de briefjes een gat in de stok geboord, dat vervolgens werd afgesloten met een ‘houten nagel’, een langwerpig rond stukje hout (deuvel of duvel) dat we ook nu nog kennen van een ‘pen-en-gatverbinding’. Ook de bekende chroniqueur van de Alkmaarse geschiedenis, Gijsbert Boomkamp, schreef in 1747 over een ‘een Pols of Springstok’, met daarin een gat dat dichtgemaakt was met een ‘nagel’. In een andere bron, namelijk in het familiearchief Egmond van de Nijenburg, vinden we wat meer details. Daar wordt gesproken over briefjes, geschreven ‘uijt de belegerde stadt van Alcmaer op twee lanckwerpige papiertjens die in malkander waren gerolt in een stuckie loot dat boven in den pols of springstock was geborgen.’
Ook Alkmaars eerste archivaris, C.W. Bruinvis, schreef rond 1900 over een ‘briefje met omhulsel van lood’ dat ‘volgens de overlevering verzonden was in den knop van een polsstok’. Zo weten we dat het briefje in een holte aan de bovenkant van de stok zat, gewikkeld in een stukje lood, dat diende om de brieven te beschermen. Het gat werd vervolgens met een stukje rond hout afgesloten, waardoor je niet meer zag waar het gat zat.

2 Kinderboeken  Jagers Den Burg  tekst uit geuzenliedboek

Verrejagers

De tweede vraag is hoe lang de stok nu eigenlijk is geweest. Polsstokken zijn al snel een meter of vier, maar was dat wel handig om ’s nachts mee door de polder te sluipen? Er waren immers ook kortere stokken van ongeveer 2,5 meter in gebruik. Zo stonden de Geuzen bij de Spaanse troepen bekend om hun ‘springsperen’ of ‘verrejagers’, stokken met aan de onderkant een platte schijf om het wegzakken in de modder te voorkomen, en aan het bovenste uiteinde een scherpe metalen punt. Ze konden zich daarmee snel uit de voeten maken in het land dat door slootjes werd doorsneden, en zo door de linies van de vijand de omsingelde steden bereiken.

Een Spanjaard omschreef het aldus: ‘De polsstokspringers waren geheel in het linnen gekleed en hadden pieken in de hand die zij springstok noemen, dat wil zeggen om over sloten en poelen te springen. Onder aan die stokken is een plankje van een halve voet bevestigd om te voorkomen dat de stok te diep in de modder zakt, zodat zij hem er niet weer zouden kunnen uittrekken. Het is tegelijk een flinke lans, waarmee zij als het erop aankomt hun man kunnen staan. Deze mannen dragen twee zakken met kruit op hun rug, en zijn gewapend met een of twee pistolen, en een klein musket aan een bandelier op de schouder, waarmee zij zich bij achtervolging verdedigen. Zij leggen dan de stok zolang op den grond.’
De verrejager, de korte versie van de polsstok met de ijzeren punt, werd door de Geuzen ook als vaarboom gebruikt. Door wapenhistorici wordt hij wel een ‘vergeten wapen’ genoemd, niet vaak genoemd in de literatuur, maar voor de Geuzen was dit veelzijdige en goedkope wapen van groot belang. Op het schilderij De uitval op de Boshuyserschans op 29 juli 1574 is een uitval afgebeeld van de Geuzen uit het belegerde Leiden. We zien ze, gemarkeerd met een witte band om de arm, rechts op het schilderij met behulp van verrejagers over de polderslootjes springen. Links zien we hoe het wapen werd gebruikt om de Spaanse soldaten te doden. De anonieme schilder geeft mooi weer hoe de verrejager als wapen zowel als polsstok wordt gebruikt.

Uitval op de Boshuyser schans Beleg van Leiden  Geus met verrejager

Maar de vraag blijft: sloop Van der Meij met een vier meter lange stok door de donkere polder langs de Spaanse linies, terwijl de slootjes toen veelal smaller en ondieper waren dan nu? Of had hij een kortere versie van de polsstok bij zich? Dat er een (speer)punt aan het uiteinde van zijn stok zat, lijkt niet waarschijnlijk. Daar zaten immers de briefjes verstopt.

Reconstructie

Wie zelf eens wil zien hoe lang een polsstok is, of hoe een verrejager er in het echt uitzag, kan in het voorjaar bij het Regionaal Archief terecht. Daar zijn dan een polsstok en een reconstructie van een verrejager te zien, zodat u tijdens een rondleiding niet alleen de originele polsstokbriefjes kunt zien, maar zelf ook kunt bekijken hoe vernuftig de briefjes in een polsstok verborgen zaten. Bekijk ook onze Beleg van Alkmaar overzichtspagina, met vele links naar afbeeldingen en achtergrondverhalen.

Door Paul Post

 

test